Spontaan tot stand gekomen optredens en onverwachte wijzigingen in je agenda of planning, dit maakt mijn artiestenleven soms zo variërend en interessant. Dat je bijvoorbeeld in een zalencomplex staat op te treden op een bruiloft en na afloop op het toilet naast een man staat te urineren, die ook een feestje heeft, maar dan in een andere zaal, onder hetzelfde dak. ‘Hee Andy, nu jij hier toch bent…’
Nog voor we onze gulpen omhoog hadden geritst was het idee al ontstaan en niet veel later stond ik ook op dàt feest voor te dragen uit eigen werk. En dan nog de climax van deze anekdote: want ondertussen had men in het restaurantgedeelte van nog steeds dezelfde horecagelegenheid óók lucht gekregen van mijn aanwezigheid, met als gevolg dat ik daarna ook voor twintig natafelende ondernemers nóg een keer m’n kunstje mocht doen. Drie optredens in een uur op dezelfde locatie. Onaangekondigd en heerlijk ongedwongen.
Het is me in Best ook al eens overkomen dat ik had opgetreden en eenmaal terug in de kleedkamer de organisator in paniek naar binnen kwam gerend: ‘O, gelukkig je bent er. Je weet dat je over vijf minuten op moet?’ Ik antwoordde dat ik net klaar was. Bleek ik in de verkeerde zaal te hebben opgetreden.
Wat ook kan gebeuren is het volgende: Op sommige evenementen ben je kind aan huis, zoals bij carnavalsfestiviteiten waar je al twintig jaar met enige regelmaat wordt uitgenodigd. Je kent de clubs en de organisaties tot in de vezels. Soms, als ik toch in de buurt ben, wip ik wel eens even binnen bij een carnavalszitting of een Herenzitting, in een loos uurtje tussen de optredens door. Gewoon even kijken of ze deze keer ook weer een leuk programma hebben. In de kleedkamer vind ik altijd wel een praatje met een bekende uit de carnavals-scene. Of – en dat is soms ook wel heel fijn – kan ik een hapje mee eten, want vaak schiet het inwendige van de tonprater er in de haast nog wel eens bij in.
Zo zat ik een paar jaar geleden in een kleedkamer in de buurt van Roermond lekker aan een warme maaltijd. ‘Schep maar op Andy, er is nog een klein beetje over.’ Wat kun je daar toch zin in hebben zeg, als je op zondagmiddag al een drietal schnabbels hebt gehad. Je duikt erop als een vluchteling op een voedselpakket. Toen ik aan mijn hapje wilde beginnen, proefde ik enige consternatie om me heen. Er was een tonprater nog niet gearriveerd en er dreigde een gat in de programmering te vallen. Met een schuin oog werd er naar mij gekeken, terwijl de eerste hap richting mijn mond ging. En natuurlijk, ik liet me overhalen en een minuut later werd ik al aangekondigd. Een half uur later kwam ik weer terug in de kleedkamer. Mijn bord was inmiddels leeg. Achter mijn bord zat de tonprater die te laat was en voor wie ik was ingevallen. ‘Ik vond het zonde om het koud te laten worden, Andy.’